Waarom is het eigenlijk zo belangrijk om te weten of sprake is van een arbeidsovereenkomst? Om te beginnen is het goed om te weten dat een overgroot deel van de beroepsbevolking in Nederland werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.
De arbeidsovereenkomst wordt ook wel het entreebiljet van het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht genoemd. Dat het zo wordt genoemd is uiteraard niet zonder reden. Op het moment dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, wordt de werknemer beschermd door tal van regels. Te denken valt aan onder meer de aanspraak op loondoorbetaling bij ziekte, ontslagbescherming, transitievergoeding en vakantiedagen. Ook geniet de werknemer die op basis van de arbeidsovereenkomst werkzaam is bescherming van andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wet Arbeid en Zorg, de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de Arbeidstijdenwet.
Verder geeft de arbeidsovereenkomst de werknemer toegang tot de werknemersverzekering, zoals de Ziektewet, Werkloosheidswet en de WIA. Kortom het is voor de werknemer van groot belang om te weten of hij werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.[1]
Op 6 november 2020 heeft de Hoge Raad over deze kwalificatievraag meer duidelijkheid gegeven. Sterker nog, volgens enkelen heeft de Hoge Raad hiermee een nieuwe koerswijziging doorgevoerd. Immers, al meer dan twintig jaar geldt bij deze beoordeling de maatstaf die de Hoge Raad in 1997 in het welbekende arrest Groen/Schoevers heeft geformuleerd. De uitleg van deze maatstaf bracht met zich mee dat bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (mede) de bedoeling van partijen van belang is.
Op 6 november 2020 heeft de Hoge Raad beslist dat bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst het er slechts om gaat of de inhoud van de overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst uit artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De tekst van dit wetsartikel luidt als volgt:
“De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.”
Volgens de Hoge Raad is daarbij dus niet van belang of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst te sluiten.
Speelt de partijbedoeling dan helemaal geen rol meer? Nee, aldus de Hoge Raad. Voordat de kwalificatievraag beantwoord kan worden, dient beoordeeld te worden welke rechten en verplichtingen (inhoud) partijen eigenlijk in de overeenkomst zijn overeengekomen. Hier speelt de partijbedoeling volgens de Hoge Raad nog wel steeds een rol. De inhoud moet dan wel worden uitgelegd en bij die uitleg speelt de partijbedoeling dus wel een rol. Pas nadat dit is vastgesteld komt men toe aan de kwalificatievraag: of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst.
Al met al, genoeg reden om altijd een kritische blik te werpen op de inhoud van de arbeidsovereenkomst.
Hebt u vragen of krijgt u een arbeidsovereenkomst voorgelegd? Dan kunt u geheel vrijblijvend contact opnemen met Elfi Arbeidsrecht Advocaat voor een vrijblijvend adviesgesprek