Als verkeersslachtoffer (hierna: derde-claimant) biedt art. 6 Wet aansprakelij kheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) je de mogelijkheid om de WAM- verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval aan te spreken voor de schade die je ten gevolge van het ongeval lijdt. Wat betekent deze directe aanspraak voor jou als derde-claimant eigenlijk? Geldt er voor jou als derde-claimant naast je recht op schadevergoeding ook een informatie- en mededelingsplicht richting de WAM verzekeraar zoals bepaald in artikel 7:941 BW?
Voordat ik daar antwoord op zal geven is het belangrijk om te weten dat bij een verzekeringsovereenkomst het onderlinge vertrouwen tussen partijen van nog groter belang is dan bij andere contracten, het is een contractus uberrimae fidei[1]. De ratio van artikel 7:941 BW is dat de verzekeraar in sterke mate afhankelijk is van informatie van de verzekerde die vaak moeilijk te controleren is[2]. De verzekeraar moet op de betrouwbaarheid van deze informatie kunnen vertrouwen. Vanwege deze afhankelijke verhouding wordt het schenden van deze informatie- en inlichtingenplicht zwaar gesanctioneerd.
Ook bij aanspraken van derde- claimanten geldt dat de verzekeraar in hoge mate afhankelijk is van de informatie die de derde- claimant verstrekt.
Tot zover de ratio van dit artikel. De Hoge Raad heeft in 2018 antwoord gegeven op voornoemde vraag en meer duidelijkheid verschaft over de verhouding tussen de WAM- verzekeraar en de derde- claimant en de toepassing van art. 7:941 BW.[3] De Hoge Raad oordeelde als volgt:
‘Bij personenschade veroorzaakt door een motorrijtuig heeft een benadeelde jegens de verzekeraar door wie de aansprakelijkheid voor de schade van de benadeelde wordt gedekt op grond van de WAM, ingevolge art. 6 WAM een eigen recht op schadevergoeding. Bij gebreke van een contractuele verhouding tussen de benadeelde en de verzekeraar is van rechtstreekse toepasselijkheid van art. 7:941 lid 5 BW geen sprake. Ook voor analoge toepassing van deze bepaling op de hiervoor bedoelde rechtsverhouding is geen plaats. Art. 7:941 lid 5 BW is geschreven voor een specifieke contractuele rechtsverhouding. De rechtsverhouding tussen de WAM-verzekeraar en de benadeelde is van geheel andere aard dan die rechtsverhouding en hangt bovendien samen met een andere (niet-contractuele) rechtsverhouding, te weten die tussen de benadeelde en de verzekerde. Voorts heeft art. 7:941 lid 5 BW een sanctiekarakter. Deze bepaling kan toepassing vinden bij uiteenlopende gevallen van misleiding, ook gevallen waarbij de misleiding minder ernstig is of alleen betrekking heeft op de omvang van de schade. De (potentieel) verstrekkende gevolgen van deze sanctie brengen mee dat zij een wettelijke basis dient te hebben. Voor het aanvaarden van een algemene buitenwettelijke regel die meebrengt dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht van art. 6 WAM vervalt, is derhalve geen plaats.’
Kortom: volgens de Hoge Raad geldt art. 7:941 lid 5 BW, de zogenoemde informatie- en mededelingsplicht, niet tegenover de derde- claimant. De derde- claimant valt volgens de Hoge Raad niet onder de definitie van de ‘verzekerde of tot uitkering gerechtigde’ krachtens artikel 7:926 lid 2 BW, zodat informatie- en mededelingsplicht niet voor hem geldt.
Wat betekent dit eigenlijk voor de derde- claimant, die bijvoorbeeld informatie achterhoudt of kort gezegd (deel) fraude pleegt?
Een verzekerde of uitkering-gerechtigde die tegenover zijn eigen verzekeraar fraude pleegt, kan daarvoor gestraft worden. In artikel 7:941 lid 5 BW wordt gesproken over het verval van het recht op uitkering indien “de verzekeringnemer of tot uitkering gerechtigde” de verzekeraar opzettelijk misleidt. Dit betreft een rechtsverhouding tussen twee partijen, terwijl er na een verkeersongeval meestal drie partijen ( aansprakelijke partij, WAM –verzekeraar en derde- claimant) met elkaar in verhouding komen te staan. Tussen de verzekeraar en de derde- claimant bestaat dus geen contractuele relatie. Dit is een belangrijk gegeven wanneer een derde-claimant in de verhouding tot de WAM-verzekeraar (deel) fraude pleegt of een poging daartoe doet.[4] Een verval van het recht op uitkering kan op grond van art. 7:941 lid 5 BW geen sprake zijn.
Welke sancties kan de WAM-verzekeraar dan wel hanteren?
Als een derde- claimant in het kader van de beoordeling van zijn schade (deel)fraude heeft gepleegd, staat het vast dat hij onbetrouwbaar is geweest. Dit kan invloed hebben de beoordeling van zijn schade en bij een eventuele juridische procedure de wijze waarop een rechter de aannemelijkheid van bepaalde stellingen zal beoordelen. Verder wordt er in de onderlinge relatie tussen verzekerde en derde- claimant fraude al vereffend, door gestelde schade niet als schade aan te merken waardoor de verzekeraar ook niet hoeft uit te keren. In aanvulling daarop lijkt de sanctie van artikel 7:941 BW vooral het belang van de verzekeraar te dienen.[5]
[1] Zie onder meer Asser/J.H. Wansink, N. van Tiggele-van der Velde & F.R. Salomons, Bijzondere overeenkomsten. Deel 7-IX*. Verzekering, Deventer: Kluwer 2012, nr. 314, N. van Tiggele-van der Velde, Bewijsrechtelijke verhoudingen in het verzekeringsrecht, diss., Deventer: Kluwer 2008, par. 5.2.6 en P.L. Wery & M.M. Mendel, Hoofdzaken verzekeringsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017, p. 8.
[2] P.L. Wery & M.M. Mendel, Hoofdzaken verzekeringsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017, p. 8, de oratie van N. van Tiggele-van der Velde die is gepubliceerd als N. van Tiggele-van der Velde, ‘De foute verzekerde. Over verzekering & fraude’, Het Verzekerings-Archief 2013, p. 67 e.v. en J.H. Wansink, ‘Verval van een recht of een recht in verval?’, in P. Abas e.a. (red.), Omwille van de consument (Clausing-bundel), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1990, p. 205. Zie verder onder meer HR 8 juni 1962, NJ 1962/366 m.nt. J.H. Beekhuis (Tilkema’s duim), HR 10 januari 1969, ECLI:NL:HR:1969:AC1194, NJ 1969/190 m.nt. G.J. Scholten (De Zeven Provinciën) en HR 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8089, NJ 2005/160 m.nt. M.M. Mendel (Lorus-horloge).
[3] HR 6 juli 2018, ECLI:NL:2018:1103.
[4] Zie bijvoorbeeld Rb. Rotterdam 28 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7421, VR 2017/165, Hof Arnhem-Leeuwarden 8 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8950, VR 2017/163, Rb. Rotterdam 30 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:10392, Hof Arnhem-Leeuwarden 29 augustus 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7544, NJF 2017/495, Rb. Limburg 22 november 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:11271 en Rb. Gelderland 28 februari 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:940.
[5] M. van Tiggele-van der Velde, ‘Fraude aan de kant van het gevonden slachtoffer’, Trema 2015, 8, pag. 256-261, Den Haag: Sdu Uitgeverij.
Hebt u letselschade en behoefte aan bijstand van een advocaat? Dan kunt u geheel vrijblijvend contact opnemen met Elfi Letselschade Advocaat voor een adviesgesprek.