De rechten (maar ook de plichten) van een slachtoffer.
Ieder persoon is anders. Iedereen heeft zijn eigen ervaringen opgedaan. Dat betekent dat de gevolgen voor ieder slachtoffer van een zeden- of geweldsmisdrijf anders zijn: wat voor de één een schermutseling is, is voor de ander een zware mishandeling.
Dit verschil in ervaring bepaalt ook hoe een slachtoffer de in artikel 51a en volgende van het Wetboek van Strafvordering toegekende slachtofferrechten ervaart.
De in het tweede lid van art.51a Sv geformuleerde “correcte bejegening” is niet zozeer een “recht”, maar een instructie aan justitie om met een slachtoffer te communiceren en haar/hem serieus te nemen in het slachtofferschap.
Een slachtoffer heeft recht op informatie over de gang van zaken tijdens het strafproces tegen de verdachte en mag kennis nemen van het strafdossier. Daarin valt op dat een slachtoffer zijn/haar psychisch letsel moet onderbouwen met schriftelijke informatie over zijn/haar geestelijke gesteldheid, terwijl psychologische rapportage van de verdachte niet aan het slachtoffer wordt verstrekt vanwege privacywetgeving.
Hier is nog winst te behalen.
Wat minder bekend is, is dat een slachtoffer informatie aan het strafdossier kan laten toevoegen. De officier van justitie bepaalt echter of, en zo ja, wat er aan het dossier wordt toegevoegd.
Het spreekrecht is soms een lastige om uit te leggen, want niet altijd en zeker niet iedereen heeft spreekrecht, terwijl er van één misdrijf wel meerdere slachtoffers kunnen zijn. Denk aan de ouders van een slachtoffer, die de (extra) verzorging op zich moeten nemen, of getuigen van een ernstige mishandeling of schietpartij. Ook die getuigen kunnen trauma oplopen en daardoor ook slachtoffer zijn. Voor hen geldt in ieder geval geen spreekrecht.
Dan is er ook nog het recht op bescherming. Voor slachtoffers van seksueel en/of huiselijk geweld, stalking en dergelijke bestaat er via Stichting Arosa de mogelijkheid van een zogenaamde aware button, een alarmknop die men kan gebruiken als de belager in de buurt wordt gezien. Er moet wel eerst iets (“ernstig”) gewelddadigs zijn gebeurd én de dreiging van herhaling moet reëel zijn, voordat zo´n alarm wordt verstrekt.
Wat op dit moment nog veel gebeurt is het “in veiligheid brengen” van het slachtoffer. Oftewel het slachtoffer moet naar een veilig huis, weg uit de eigen omgeving, terwijl de belager vrij is om te gaan en staan waar hij wil.
Dit is wat mij betreft de omgekeerde wereld en hier is zeker nog winst te behalen.
De plichten van een slachtoffer komen met name naar voren bij het verhalen van de schade die door het toegebrachte letsel zijn ontstaan. Het slachtoffer moet de schade onderbouwen met allerlei (medische) informatie wat, zeker in zedenzaken, een behoorlijke impact kan hebben op het slachtoffer.
De ervaring leert dat lastig is in te schatten wat een strafrechter van een slachtoffer aan onderbouwing vraagt: teveel informatie betekent een te grote belasting van het strafgeding, bij te weinig informatie volgt afwijzing of niet-ontvankelijkverklaring wegens gebrek aan onderbouwing.
Ten slotte nog een laatste verplichting: als een slachtoffer wordt opgeroepen als getuige in de strafzaak waar hij/zij zelf slachtoffer is, is hij/zij verplicht te verschijnen en heeft de advocaat van de verdachte een ondervragingsrecht in volle omvang.
Hier schuilt het gevaar van secundaire victimisatie omdat een slachtoffer/getuige dient te verklaren over zelf waargenomen feiten en omstandigheden en dat verdraagt zich niet met de emotionele gevolgen van het jegens datzelfde slachtoffer/getuige gepleegde misdrijf.
De conclusie is dat na het doen van aangifte de justitiële molen gaat draaien en het slachtoffer zich niet meer kan onttrekken. Het is goed om te bedenken dat een slachtoffer niet alleen rechten heeft, maar zeker ook verplichtingen. Toekenning van een schadevergoeding is, ondanks alle rechten die een slachtoffer heeft, nog altijd niet vanzelfsprekend.
7 oktober 2021
Mr. E.C.H. (Ellen) van Loosbroek